Heere, verlos mij!
Tja.. wat kan ik zeggen? Psalm 6, een psalm die aan mijn hart gebonden is. We zien hier een lied, een smeking in moeilijke tijden. En op dit moment is deze psalm een goede weergave van wat zich bij mij afspeelt, in mijn hart en leven.
Soms ben je zo vol van de Heere, en Zijn dienst, dat je je mond niet kan houden over al dat moois.. maar toch kan het zijn dat je veel aanvechting ervaart. Eigenlijk is dat juist logisch: Iemand die zich met God inlaat, krijgt strijd. Een zware strijd. Vele vragen, weinig antwoorden. Heel veel moeiten, en ook aanvechting van eigen vlees, en eigen zondekennis. En daar zingt deze psalm van. De psalmist, vol van God en Zijn Grootheid, Genade, Heerlijkheid, e.d., voelt een zware aanvechting.. een zware moeite, waardoor hij zijn lof niet kwijt kan, maar waardoor hij wordt verdrukt door Goddelijke beproeving, en aanvechtingen. Zijn loven wordt overschaduwd door aardse moeiten, en dat geeft dat er in plaats van een lofzang, een smeekbede komt;
O Heer', Gij zijt weldadig;
Straf mij niet ongenadig
In Uwen toornegloed,
Ai, matig Uw kastijden;
Sla mij met medelijden,
Gelijk een vader doet.
Vergeef mij al mijn zonden,
Die Uwe hoogheid schonden;
Ik ben verzwakt, o Heer',
Genees mij, red mijn leven:
Gij ziet mijn beendren beven;
Zo slaat Uw hand mij neer.
Mijn ziel, gans neergebogen,
Schrikt voor Uw heilig' ogen,
In dezen jammerstaat.
Hoe lang zal ik nog klagen?
Hoe lang Uw gramschap dragen,
O Heer', mijn toeverlaat?
Keer eindlijk, Heer', toch weder;
Mijn ziel buigt zich terneder,
Ai, red haar van 't verderf.
Sla mijn ellende gade,
Tot roem van Uw genade,
En help mij, eer ik sterf.
Want wie kan, na 't verscheiden,
Op aarde meer verbreiden,
Uw grootheid en Uw lof?
Wie zal Uw gunstbewijzen,
In 't zwijgend graf ooit prijzen?
U zingen in het stof?
Uw strenge geselroede,
Maakt mij van 't zuchten moede,
Verteert geheel mijn kracht;
Ik voel Uw slagen klemmen,
En doe mijn bedde zwemmen
In tranen, al den nacht.
Maar, zo genadig als de Heere is, in al Zijn weg en werk, zo mag ook uiteindelijk, aan het einde van de psalm, de vreugde en dankbaarheid klinken. Daar zal het vertrouwen en geloof uiteindelijk de boventoon voeren. De aanvechting doorstaan, hoewel velen nog zullen volgen, maar ondanks dat, toch dichter bij Hem gekomen!
De Heer' wild' op mijn kermen,
Zich over mij ontfermen.
Hij heeft mijn stem verhoord,
De Heer' zal, op mijn smeken,
Geen hulp mij doen ontbreken;
Hij houdt getrouw Zijn woord.
Soms ben je zo vol van de Heere, en Zijn dienst, dat je je mond niet kan houden over al dat moois.. maar toch kan het zijn dat je veel aanvechting ervaart. Eigenlijk is dat juist logisch: Iemand die zich met God inlaat, krijgt strijd. Een zware strijd. Vele vragen, weinig antwoorden. Heel veel moeiten, en ook aanvechting van eigen vlees, en eigen zondekennis. En daar zingt deze psalm van. De psalmist, vol van God en Zijn Grootheid, Genade, Heerlijkheid, e.d., voelt een zware aanvechting.. een zware moeite, waardoor hij zijn lof niet kwijt kan, maar waardoor hij wordt verdrukt door Goddelijke beproeving, en aanvechtingen. Zijn loven wordt overschaduwd door aardse moeiten, en dat geeft dat er in plaats van een lofzang, een smeekbede komt;
O Heer', Gij zijt weldadig;
Straf mij niet ongenadig
In Uwen toornegloed,
Ai, matig Uw kastijden;
Sla mij met medelijden,
Gelijk een vader doet.
Vergeef mij al mijn zonden,
Die Uwe hoogheid schonden;
Ik ben verzwakt, o Heer',
Genees mij, red mijn leven:
Gij ziet mijn beendren beven;
Zo slaat Uw hand mij neer.
Mijn ziel, gans neergebogen,
Schrikt voor Uw heilig' ogen,
In dezen jammerstaat.
Hoe lang zal ik nog klagen?
Hoe lang Uw gramschap dragen,
O Heer', mijn toeverlaat?
Keer eindlijk, Heer', toch weder;
Mijn ziel buigt zich terneder,
Ai, red haar van 't verderf.
Sla mijn ellende gade,
Tot roem van Uw genade,
En help mij, eer ik sterf.
Want wie kan, na 't verscheiden,
Op aarde meer verbreiden,
Uw grootheid en Uw lof?
Wie zal Uw gunstbewijzen,
In 't zwijgend graf ooit prijzen?
U zingen in het stof?
Uw strenge geselroede,
Maakt mij van 't zuchten moede,
Verteert geheel mijn kracht;
Ik voel Uw slagen klemmen,
En doe mijn bedde zwemmen
In tranen, al den nacht.
Maar, zo genadig als de Heere is, in al Zijn weg en werk, zo mag ook uiteindelijk, aan het einde van de psalm, de vreugde en dankbaarheid klinken. Daar zal het vertrouwen en geloof uiteindelijk de boventoon voeren. De aanvechting doorstaan, hoewel velen nog zullen volgen, maar ondanks dat, toch dichter bij Hem gekomen!
De Heer' wild' op mijn kermen,
Zich over mij ontfermen.
Hij heeft mijn stem verhoord,
De Heer' zal, op mijn smeken,
Geen hulp mij doen ontbreken;
Hij houdt getrouw Zijn woord.
Reacties
Een reactie posten